Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inrijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inrijden from Dutch to English

inrijden:

inrijden verbe (rijd in, rijdt in, reed in, reden in, ingereden)

  1. inrijden (binnenrijden)
    ride in; to drive in; to draw in; to pull in
    • ride in verbe
    • drive in verbe (drives in, drove in, driving in)
    • draw in verbe (draws in, drew in, drawing in)
    • pull in verbe (pulls in, pulled in, pulling in)

Conjugations for inrijden:

o.t.t.
  1. rijd in
  2. rijdt in
  3. rijdt in
  4. rijden in
  5. rijden in
  6. rijden in
o.v.t.
  1. reed in
  2. reed in
  3. reed in
  4. reden in
  5. reden in
  6. reden in
v.t.t.
  1. heb ingereden
  2. hebt ingereden
  3. heeft ingereden
  4. hebben ingereden
  5. hebben ingereden
  6. hebben ingereden
v.v.t.
  1. had ingereden
  2. had ingereden
  3. had ingereden
  4. hadden ingereden
  5. hadden ingereden
  6. hadden ingereden
o.t.t.t.
  1. zal inrijden
  2. zult inrijden
  3. zal inrijden
  4. zullen inrijden
  5. zullen inrijden
  6. zullen inrijden
o.v.t.t.
  1. zou inrijden
  2. zou inrijden
  3. zou inrijden
  4. zouden inrijden
  5. zouden inrijden
  6. zouden inrijden
en verder
  1. ben ingereden
  2. bent ingereden
  3. is ingereden
  4. zijn ingereden
  5. zijn ingereden
  6. zijn ingereden
diversen
  1. rijd in!
  2. rijdt in!
  3. ingereden
  4. inrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inrijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
draw in binnenrijden; inrijden inhalen; naar binnen halen
drive in binnenrijden; inrijden binnen drijven; binnen jagen; binnenjagen; eindje meerijden; inheien; oprijden
pull in binnenrijden; inrijden
ride in binnenrijden; inrijden

Wiktionary Translations for inrijden:


Cross Translation:
FromToVia
inrijden wear down; wear off; wear out; grind down; run in userdétériorer par l’usage.