Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. laten blijken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for laten blijken from Dutch to English

laten blijken:

laten blijken verbe (laat blijken, liet blijken, lieten blijken, laten blijken)

  1. laten blijken (getuigen van; laten zien)
    to show; to witness
    • show verbe (shows, showed, showing)
    • witness verbe (witnesss, witnessed, witnessing)

Conjugations for laten blijken:

o.t.t.
  1. laat blijken
  2. laat blijken
  3. laat blijken
  4. laten blijken
  5. laten blijken
  6. laten blijken
o.v.t.
  1. liet blijken
  2. liet blijken
  3. liet blijken
  4. lieten blijken
  5. lieten blijken
  6. lieten blijken
v.t.t.
  1. heb laten blijken
  2. hebt laten blijken
  3. heeft laten blijken
  4. hebben laten blijken
  5. hebben laten blijken
  6. hebben laten blijken
v.v.t.
  1. had laten blijken
  2. had laten blijken
  3. had laten blijken
  4. hadden laten blijken
  5. hadden laten blijken
  6. hadden laten blijken
o.t.t.t.
  1. zal laten blijken
  2. zult laten blijken
  3. zal laten blijken
  4. zullen laten blijken
  5. zullen laten blijken
  6. zullen laten blijken
o.v.t.t.
  1. zou laten blijken
  2. zou laten blijken
  3. zou laten blijken
  4. zouden laten blijken
  5. zouden laten blijken
  6. zouden laten blijken
diversen
  1. laat blijken!
  2. laat blijken!
  3. laten blijken
  4. blijken latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laten blijken:

NounRelated TranslationsOther Translations
show demonstratie; expositie; happening; laten zien; opvoering; parade; performance; show; staatsie; tentoonstelling; toneelavond; uiterlijk vertoon; uitstalling; vertoning; voorstelling
witness getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer
VerbRelated TranslationsOther Translations
show getuigen van; laten blijken; laten zien aanduiden; aangeven; attenderen; etaleren; exposeren; iets aanwijzen; indiceren; laten zien; openbaren; presenteren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; wijzen; wijzen naar; zich uiten
witness getuigen van; laten blijken; laten zien aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; gewaarworden; horen; meemaken; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; signaleren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary Translations for laten blijken:


Cross Translation:
FromToVia
laten blijken demonstrate; manifest; show manifesterrendre manifeste.

External Machine Translations:

Related Translations for laten blijken