Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. naäpen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for naäpen from Dutch to English

naäpen:

naäpen verbe (aap na, aapt na, aapte na, aapten na, nageaapt)

  1. naäpen
    to imitate
    • imitate verbe (imitates, imitated, imitating)

Conjugations for naäpen:

o.t.t.
  1. aap na
  2. aapt na
  3. aapt na
  4. apen na
  5. apen na
  6. apen na
o.v.t.
  1. aapte na
  2. aapte na
  3. aapte na
  4. aapten na
  5. aapten na
  6. aapten na
v.t.t.
  1. heb nageaapt
  2. hebt nageaapt
  3. heeft nageaapt
  4. hebben nageaapt
  5. hebben nageaapt
  6. hebben nageaapt
v.v.t.
  1. had nageaapt
  2. had nageaapt
  3. had nageaapt
  4. hadden nageaapt
  5. hadden nageaapt
  6. hadden nageaapt
o.t.t.t.
  1. zal naäpen
  2. zult naäpen
  3. zal naäpen
  4. zullen naäpen
  5. zullen naäpen
  6. zullen naäpen
o.v.t.t.
  1. zou naäpen
  2. zou naäpen
  3. zou naäpen
  4. zouden naäpen
  5. zouden naäpen
  6. zouden naäpen
en verder
  1. ben nageaapt
  2. bent nageaapt
  3. is nageaapt
  4. zijn nageaapt
  5. zijn nageaapt
  6. zijn nageaapt
diversen
  1. aap na!
  2. aapt na!
  3. nageaapt
  4. naäpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naäpen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
imitate naäpen falsificeren; imiteren; kopiëren; nabootsen; nadoen; namaken; navolgen; opvolgen; vervalsen; volgen

Wiktionary Translations for naäpen:

naäpen
verb
  1. to mimic
  2. imitate