Dutch
Detailed Translations for raaskallen from Dutch to English
raaskallen:
-
raaskallen (onzin uitkramen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken)
Conjugations for raaskallen:
o.t.t.
- raaskal
- raaskalt
- raaskalt
- raaskallen
- raaskallen
- raaskallen
o.v.t.
- raaskalde
- raaskalde
- raaskalde
- raaskalden
- raaskalden
- raaskalden
v.t.t.
- heb geraaskald
- hebt geraaskald
- heeft geraaskald
- hebben geraaskald
- hebben geraaskald
- hebben geraaskald
v.v.t.
- had geraaskald
- had geraaskald
- had geraaskald
- hadden geraaskald
- hadden geraaskald
- hadden geraaskald
o.t.t.t.
- zal raaskallen
- zult raaskallen
- zal raaskallen
- zullen raaskallen
- zullen raaskallen
- zullen raaskallen
o.v.t.t.
- zou raaskallen
- zou raaskallen
- zou raaskallen
- zouden raaskallen
- zouden raaskallen
- zouden raaskallen
diversen
- raaskal!
- raaskalt!
- geraaskald
- raaskallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for raaskallen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rave | ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken | donderen; dwepen; fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren |
talk nonsense | ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken |
Wiktionary Translations for raaskallen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• raaskallen | → be delirious; rave | ↔ délirer — Avoir le délire, être en délire. |