Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. rits:
  2. rit:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rits from Dutch to English

rits:

rits [de ~] nom

  1. de rits (ritssluiting; sluiting)
    the zipper; the zip-fastener; the zip

Translation Matrix for rits:

NounRelated TranslationsOther Translations
zip rits; ritssluiting; sluiting gulp
zip-fastener rits; ritssluiting; sluiting gulp
zipper rits; ritssluiting; sluiting broeksgulp; gulp

Related Words for "rits":


Wiktionary Translations for rits:

rits
noun
  1. a fastener used in clothing, bags

Cross Translation:
FromToVia
rits glitch; snag accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.

rit:

rit [de ~ (m)] nom

  1. de rit (reis; expeditie; trektocht; )
    the journey; the tour; the voyage; the expedition; the march; the hiking tour; the hike
  2. de rit (uitstapje; reis; excursie; )
    the trip; the journey; the drive; the excursion; the voyage; the outing; the tour
  3. de rit (rondrit; trip; rondreis; )
    the tour; the journey; the trip; the excursion

Translation Matrix for rit:

NounRelated TranslationsOther Translations
drive dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; fut; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; rijden; rijtochtje; rijtoer; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
excursion dagreis; excursie; gang; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje dagtocht; excursie; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje
expedition expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht expeditie; verkenningstocht
hike expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht dwaaltocht; kuier; loopje; omloop; ommetje; omzwerving; tochtje; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht; zwerftocht
hiking tour expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht
journey dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tochtje; toertje; tournee; traject; trip; uitje; uitstapje; weg
march expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht mark; opmars; voortgang
outing dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje kuier; loopje; omloop; ommetje; plezierreisje; pleziertochtje; tochtje; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht
tour dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje dagtocht; excursie; ronde; rondtocht; tournee; uitstapje
trip dagreis; excursie; gang; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje dagtocht; excursie; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje
voyage dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; tocht; toer; tournee; trektocht; uitstapje tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
hike reizen; rondreizen; trekken; zwerven
march manoeuvreren; marcheren
trip met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; onderuitgaan; slippen; strompelen; struikelen; trippelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten

Related Words for "rit":

  • ritten, riten, rits, ritje, ritjes

Wiktionary Translations for rit:

rit
noun
  1. een reis in een voertuig