Dutch

Detailed Translations for schraal from Dutch to English

schraal:

schraal adj

  1. schraal (pover; mager; karig; berooid)
  2. schraal (pover; mager; schamel; armzalig; karig)
    poor
  3. schraal (geen vet op de botten hebbende; mager; dun; iel; schriel)
    thin; skinny; meagre; puny; meager
  4. schraal (droog; schriel)
  5. schraal (dor)
  6. schraal (sobertjes; schraaltjes; magertjes; dunnetjes)

Translation Matrix for schraal:

VerbRelated TranslationsOther Translations
lean leunen
thin decimeren; dunnen; minder talrijk maken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
austere dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes eenvoudig; matig; sober
barren dor; schraal bar; dor; droog; infertiel; kaal; onbegroeid; onbehaard; ongastvrij; onherbergzaam; onvruchtbaar; ruig; steriel; verdord; zonder haar
flimsy berooid; karig; mager; pover; schraal
lean berooid; karig; mager; pover; schraal
meager dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
meagre dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
miserable berooid; karig; mager; pover; schraal aan lager wal; akelig; armoedig; armzalig; bar; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; haveloos; lamlendig; lamzalig; meelijwekkend; miserabel; naar; pover; rampzalig; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
modest dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes bescheiden; discreet; discrete; eenvoudig; gering; ingetogen; kies; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; onderdanig; ootmoedig; van eenvoudige komaf
parched droog; schraal; schriel
poor armzalig; berooid; dor; karig; mager; pover; schamel; schraal arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; klungelig; kommerlijk; krukkig; matig; middelmatig; min; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak; zwakjes
puny dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel
shabby berooid; karig; mager; pover; schraal aan lager wal; armelijk; armoedig; armzalig; banaal; flodderig; grof; haveloos; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; luizig; morsig; onooglijk; plat; platvloers; pover; schamel; schooierig; schunnig; sjofel; sjofeltjes; triviaal; verlopen; vuil; vunzig
simple dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes achtergebleven; achterlijk; argeloos; bescheiden; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; naief; naïef; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; ongecompliceerd; onnozel; simpel; van eenvoudige komaf
skinny dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel benig; knokig; mager; scharminkelig; spichtig; sprieterig; tenger; vellerig
sober dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes eenvoudig; ingetogen; matig; niet beschonken; nuchter; sober; stemmig
unfruitful dor; schraal
unpretentious dunnetjes; magertjes; schraal; schraaltjes; sobertjes bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; pretentieloos; zonder pretenties
ModifierRelated TranslationsOther Translations
thin berooid; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; mager; pover; schraal; schriel dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger

Related Words for "schraal":


Wiktionary Translations for schraal:

schraal
adjective
  1. armzalig, minimaal
schraal
adjective
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
schraal sickly chétif — Qui est faible, frêle. — usage Se dit des personnes ou des choses qui n’ont pas l’apparence ou les qualités, la force qu’elles devoir avoir.
schraal insufficient; in short supply; scant; scanty; scarce; few; poor; thin; sparse insuffisant — Qui ne suffire pas.
schraal scanty; scarce; few; poor; sparse; gaunt; skimpy maigre — Traductions à trier
schraal measly; meager; meagre mesquin — Qui témoigne d’avarice
schraal rare; in short supply; scanty; scarce; few; poor; thin; sparse; precious; uncommon rare — Qui est en petit nombre, qui se trouve difficilement.