Dutch

Detailed Translations for stimuleren from Dutch to English

stimuleren:

stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

  1. stimuleren (aandrijven; opwekken; aansporen; prikkelen; opkrikken)
    to drive; to prompt; to urge
    • drive verbe (drives, drove, driving)
    • prompt verbe (prompts, prompted, prompting)
    • urge verbe (urges, urged, urging)
  2. stimuleren (iemand motiveren; aanmoedigen; prikkelen)
    to stimulate; to encourage; to incite; to aggravate; to inspire; to motivate; encourage someone; motivate someone
  3. stimuleren (aanzetten; aansporen; animeren)
    to encourage; to stimulate; to activate; to urge
    • encourage verbe (encourages, encouraged, encouraging)
    • stimulate verbe (stimulates, stimulated, stimulating)
    • activate verbe (activates, activated, activating)
    • urge verbe (urges, urged, urging)
  4. stimuleren (aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; bezielen)
    to encourage; to arouse; to activate; to stimulate; to excite; to support; to awake
    • encourage verbe (encourages, encouraged, encouraging)
    • arouse verbe (arouses, aroused, arousing)
    • activate verbe (activates, activated, activating)
    • stimulate verbe (stimulates, stimulated, stimulating)
    • excite verbe (excites, excited, exciting)
    • support verbe (supports, supported, supporting)
    • awake verbe (awakes, awoke, awaking)
  5. stimuleren (prikkelen; opwinden; opwekken)
    to arouse; to excite; to stir up; to stimulate
    • arouse verbe (arouses, aroused, arousing)
    • excite verbe (excites, excited, exciting)
    • stir up verbe (stirs up, stirred up, stirring up)
    • stimulate verbe (stimulates, stimulated, stimulating)
  6. stimuleren (aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen)
    to encourage
    • encourage verbe (encourages, encouraged, encouraging)

Conjugations for stimuleren:

o.t.t.
  1. stimuleer
  2. stimuleert
  3. stimuleert
  4. stimuleren
  5. stimuleren
  6. stimuleren
o.v.t.
  1. stimuleerde
  2. stimuleerde
  3. stimuleerde
  4. stimuleerden
  5. stimuleerden
  6. stimuleerden
v.t.t.
  1. heb gestimuleerd
  2. hebt gestimuleerd
  3. heeft gestimuleerd
  4. hebben gestimuleerd
  5. hebben gestimuleerd
  6. hebben gestimuleerd
v.v.t.
  1. had gestimuleerd
  2. had gestimuleerd
  3. had gestimuleerd
  4. hadden gestimuleerd
  5. hadden gestimuleerd
  6. hadden gestimuleerd
o.t.t.t.
  1. zal stimuleren
  2. zult stimuleren
  3. zal stimuleren
  4. zullen stimuleren
  5. zullen stimuleren
  6. zullen stimuleren
o.v.t.t.
  1. zou stimuleren
  2. zou stimuleren
  3. zou stimuleren
  4. zouden stimuleren
  5. zouden stimuleren
  6. zouden stimuleren
en verder
  1. ben gestimuleerd
  2. bent gestimuleerd
  3. is gestimuleerd
  4. zijn gestimuleerd
  5. zijn gestimuleerd
  6. zijn gestimuleerd
diversen
  1. stimuleer!
  2. stimuleert!
  3. gestimuleerd
  4. stimulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stimuleren [znw.] nom

  1. stimuleren (bevorderen; cultiveren)
    the stimulations; the improvements; the cultivating
  2. stimuleren (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    the support; the encouragement; the motivation; the stimulation
  3. stimuleren (aansporen; aanzetten; prikkel; aanmoedigen)
    the inciting; the encouraging; the impelling; the stimulation; the turning on

Translation Matrix for stimuleren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cultivating bevorderen; cultiveren; stimuleren aankweken; aanplanten; beschaven; cultiveren; kweken; ontwikkelen; planten; telen; verbouwen; vormen
drive aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
encouragement aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoediging; aansporen; aansporing; bemoediging; opmontering; opwekking; steun; stimulans; stimulering; vertroosting
encouraging aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
impelling aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
improvements bevorderen; cultiveren; stimuleren verbeteringen
inciting aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
motivation aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen basis; basislijn; beginsel; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
stimulation aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen aanmoediging; aansporen; aansporing; animering; instigatie; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulatie; stimulering
stimulations bevorderen; cultiveren; stimuleren aansporingen; animeringen; stimulansen
support aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanhangen; aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stut; stutbalk; support; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
turning on aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
urge aandrift; drift; genoegen; genot; instinct; lust; wellust
VerbRelated TranslationsOther Translations
activate aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; animeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
aggravate aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren belasten; opdragen; verergeren
arouse aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanzetten tot; instigeren; ontwaken; provoceren; wakker worden
awake aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
drive aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aan het stuur zitten; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opzwepen; rijden; sterk prikkelen; sturen; zenden
encourage aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bezielen; motiveren; opjutten; porren; toejuichen
encourage someone aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren
excite aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aansporen; aanzetten; activeren; opleven; opvrijen; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
incite aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; bezielen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opzetten; poken; toejuichen
inspire aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; toejuichen
motivate aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren motiveren
motivate someone aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren
prompt aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; souffleren; suggereren; toefluisteren; voorzeggen
stimulate aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; animeren; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aansporen; aanzetten; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opzwepen; provoceren; sterk prikkelen
stir up opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; oproer kraaien; opruien; opstoken; opzetten; poken; ter sprake brengen
support aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; van mening zijn; voorstaan
urge aandrijven; aansporen; aanzetten; animeren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aandringen; aanhouden; aanzetten tot; instigeren; manen; met aandrang herinneren; op iets aandringen; provoceren; rappelleren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
encouraging aanmoedigend
prompt bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
cultivating verbouwend
inciting ophitsend; opstokend

Wiktionary Translations for stimuleren:

stimuleren
verb
  1. maatregelen nemen om iets te bevorderen
stimuleren
verb
  1. to encourage or stimulate
  2. to arouse or bring out (eg feelings); to stimulate
  3. to encourage into action
  4. to arouse an organism to functional activity

Cross Translation:
FromToVia
stimuleren stimulate; rouse; stir up stimuleraiguillonner ; exciter.