Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitfluiten:


Dutch

Detailed Translations for uitfluiten from Dutch to English

uitfluiten:

uitfluiten verbe (fluit uit, floot uit, floten uit, uitgefloten)

  1. uitfluiten
    to hiss at; to catcall
    • hiss at verbe (hisses at, hissed at, hissing at)
    • catcall verbe (catcalls, catcalled, catcalling)

Conjugations for uitfluiten:

o.t.t.
  1. fluit uit
  2. fluit uit
  3. fluit uit
  4. fluiten uit
  5. fluiten uit
  6. fluiten uit
o.v.t.
  1. floot uit
  2. floot uit
  3. floot uit
  4. floten uit
  5. floten uit
  6. floten uit
v.t.t.
  1. heb uitgefloten
  2. hebt uitgefloten
  3. heeft uitgefloten
  4. hebben uitgefloten
  5. hebben uitgefloten
  6. hebben uitgefloten
v.v.t.
  1. had uitgefloten
  2. had uitgefloten
  3. had uitgefloten
  4. hadden uitgefloten
  5. hadden uitgefloten
  6. hadden uitgefloten
o.t.t.t.
  1. zal uitfluiten
  2. zult uitfluiten
  3. zal uitfluiten
  4. zullen uitfluiten
  5. zullen uitfluiten
  6. zullen uitfluiten
o.v.t.t.
  1. zou uitfluiten
  2. zou uitfluiten
  3. zou uitfluiten
  4. zouden uitfluiten
  5. zouden uitfluiten
  6. zouden uitfluiten
en verder
  1. ben uitgefloten
  2. bent uitgefloten
  3. is uitgefloten
  4. zijn uitgefloten
  5. zijn uitgefloten
  6. zijn uitgefloten
diversen
  1. fluit uit!
  2. fluitt uit!
  3. uitgefloten
  4. uitfluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitfluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
catcall uitfluiten
hiss at uitfluiten