Dutch
Detailed Translations for verrijken from Dutch to English
verrijken:
-
verrijken
Conjugations for verrijken:
o.t.t.
- verrijk
- verrijkt
- verrijkt
- verrijken
- verrijken
- verrijken
o.v.t.
- verrijkte
- verrijkte
- verrijkte
- verrijkten
- verrijkten
- verrijkten
v.t.t.
- heb verrijkt
- hebt verrijkt
- heeft verrijkt
- hebben verrijkt
- hebben verrijkt
- hebben verrijkt
v.v.t.
- had verrijkt
- had verrijkt
- had verrijkt
- hadden verrijkt
- hadden verrijkt
- hadden verrijkt
o.t.t.t.
- zal verrijken
- zult verrijken
- zal verrijken
- zullen verrijken
- zullen verrijken
- zullen verrijken
o.v.t.t.
- zou verrijken
- zou verrijken
- zou verrijken
- zouden verrijken
- zouden verrijken
- zouden verrijken
diversen
- verrijk!
- verrijkt!
- verrijkt
- verrijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verrijken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
enrich | verrijken |
External Machine Translations: