Dutch

Detailed Translations for zich afsloven from Dutch to English

zich afsloven:

zich afsloven verbe

  1. zich afsloven (zwoegen; ploeteren; sloven; )
    to drudge; to slave away; to work to pieces; to slave; to work oneself to the bone; to put oneself out; to go out of one's way
    • drudge verbe (drudges, drudged, drudging)
    • slave away verbe (slaves away, slaved away, slaving away)
    • work to pieces verbe (works to pieces, worked to pieces, working to pieces)
    • slave verbe (slaves, slaved, slaving)
    • work oneself to the bone verbe (works oneself to the bone, worked oneself to the bone, working oneself to the bone)
    • put oneself out verbe (puts oneself out, put oneself out, putting oneself out)
    • go out of one's way verbe (goes out of one's way, went out of one's way, going out of one's way)

Translation Matrix for zich afsloven:

NounRelated TranslationsOther Translations
drudge huissloof; moeke; sloof
slave dienstslaaf; lijfeigene; slaaf; slavin
VerbRelated TranslationsOther Translations
drudge afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen woelen; wroeten; wurmen
go out of one's way afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven; zich uitsloven
put oneself out afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven
slave afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slave away afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
work oneself to the bone afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven
work to pieces afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
put oneself out uitgesloofd

Related Translations for zich afsloven