Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afstempelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afstempelen from Dutch to Spanish

afstempelen:

afstempelen verbe (stempel af, stempelt af, stempelde af, stempelden af, afgestempeld)

  1. afstempelen (stempelen; stempel opdrukken)

Conjugations for afstempelen:

o.t.t.
  1. stempel af
  2. stempelt af
  3. stempelt af
  4. stempelen af
  5. stempelen af
  6. stempelen af
o.v.t.
  1. stempelde af
  2. stempelde af
  3. stempelde af
  4. stempelden af
  5. stempelden af
  6. stempelden af
v.t.t.
  1. heb afgestempeld
  2. hebt afgestempeld
  3. heeft afgestempeld
  4. hebben afgestempeld
  5. hebben afgestempeld
  6. hebben afgestempeld
v.v.t.
  1. had afgestempeld
  2. had afgestempeld
  3. had afgestempeld
  4. hadden afgestempeld
  5. hadden afgestempeld
  6. hadden afgestempeld
o.t.t.t.
  1. zal afstempelen
  2. zult afstempelen
  3. zal afstempelen
  4. zullen afstempelen
  5. zullen afstempelen
  6. zullen afstempelen
o.v.t.t.
  1. zou afstempelen
  2. zou afstempelen
  3. zou afstempelen
  4. zouden afstempelen
  5. zouden afstempelen
  6. zouden afstempelen
diversen
  1. stempel af!
  2. stempelt af!
  3. afgestempeld
  4. afstempelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstempelen [znw.] nom

  1. afstempelen (stempelen)
    el estampillar; el timbrar

Translation Matrix for afstempelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
estampillar afstempelen; stempelen
timbrar afstempelen; stempelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
estampillar afstempelen; stempel opdrukken; stempelen stempel zetten; stempelen
poner un sello afstempelen; stempel opdrukken; stempelen
sellar afstempelen; stempel opdrukken; stempelen bekrachtigen; bestempelen; bezegelen; certificeren; dichtdoen; dichtmaken; merken; sluiten; stempel zetten; stempelen; toedoen; toetrekken; van zegel voorzien; verzegelen; waarmerken

Wiktionary Translations for afstempelen:

afstempelen
verb
  1. er een stempel opzetten