Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vergrendelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vergrendelen from Dutch to Spanish

vergrendelen:

vergrendelen verbe (vergrendel, vergrendelt, vergrendelde, vergrendelden, vergrendeld)

  1. vergrendelen (locken; afsluiten; sluiten; )
  2. vergrendelen

Conjugations for vergrendelen:

o.t.t.
  1. vergrendel
  2. vergrendelt
  3. vergrendelt
  4. vergrendelen
  5. vergrendelen
  6. vergrendelen
o.v.t.
  1. vergrendelde
  2. vergrendelde
  3. vergrendelde
  4. vergrendelden
  5. vergrendelden
  6. vergrendelden
v.t.t.
  1. heb vergrendeld
  2. hebt vergrendeld
  3. heeft vergrendeld
  4. hebben vergrendeld
  5. hebben vergrendeld
  6. hebben vergrendeld
v.v.t.
  1. had vergrendeld
  2. had vergrendeld
  3. had vergrendeld
  4. hadden vergrendeld
  5. hadden vergrendeld
  6. hadden vergrendeld
o.t.t.t.
  1. zal vergrendelen
  2. zult vergrendelen
  3. zal vergrendelen
  4. zullen vergrendelen
  5. zullen vergrendelen
  6. zullen vergrendelen
o.v.t.t.
  1. zou vergrendelen
  2. zou vergrendelen
  3. zou vergrendelen
  4. zouden vergrendelen
  5. zouden vergrendelen
  6. zouden vergrendelen
diversen
  1. vergrendel!
  2. vergrendelt!
  3. vergrendeld
  4. vergrendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vergrendelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cerrar dichtdoen; dichtdraaien
VerbRelated TranslationsOther Translations
bloquear afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen barricaderen; belemmeren; beletten; blokkeren; knoppenraster; verhinderen; versperren; voorkomen; voorkómen
cerrar afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aantrekken; afbakenen; afpalen; afschotten; afschutten; afsluiten; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; correct zijn; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtstoppen; dichttrekken; dichtvallen; dichtwerpen; kloppen; omlijnen; schutten; seponeren; sluiten; stoppen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; uitdoen; uitdraaien; zich sluiten
cerrar con llave afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afsluiten; correct zijn; dichtdoen; dichtgaan; dichtmaken; dichtvallen; kloppen; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
echar el cerrojo a afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen
echar llave afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen
poner bajo llave afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen

Wiktionary Translations for vergrendelen:


Cross Translation:
FromToVia
vergrendelen correr el cerrojo verrouillerfermer au verrou.