Dutch

Detailed Translations for port from Dutch to French

port:

port [de ~ (m)] nom

  1. de port (bestelkosten)
    le port; le porto; la surtaxe

port [de ~ (m)] nom

  1. de port

Translation Matrix for port:

NounRelated TranslationsOther Translations
port bestelkosten; port briefport; frankeerkosten; havenplaats; havenstad; poort; porto
porto bestelkosten; port briefport; frankeerkosten; porto
surtaxe bestelkosten; port strafport; strafporto
OtherRelated TranslationsOther Translations
tarif postal port

Related Words for "port":

  • porten

Wiktionary Translations for port:

port
Cross Translation:
FromToVia
port vin de Porto port — fortified wine
port vin de Porto; porto port wine — A type of fortified wine traditionally made in Portugal

port form of porren:

porren verbe (por, port, porde, porden, gepord)

  1. porren (een por geven; stoten)
  2. porren (aanjagen; aansporen; opjutten)
    exhorter; inciter; éperonner; activer; inciter à; animer; presser; exciter; attiser; tisonner
    • exhorter verbe (exhorte, exhortes, exhortons, exhortez, )
    • inciter verbe (incite, incites, incitons, incitez, )
    • éperonner verbe (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • activer verbe (active, actives, activons, activez, )
    • inciter à verbe
    • animer verbe (anime, animes, animons, animez, )
    • presser verbe (presse, presses, pressons, pressez, )
    • exciter verbe (excite, excites, excitons, excitez, )
    • attiser verbe (attise, attises, attisons, attisez, )
    • tisonner verbe (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )

Conjugations for porren:

o.t.t.
  1. por
  2. port
  3. port
  4. porren
  5. porren
  6. porren
o.v.t.
  1. porde
  2. porde
  3. porde
  4. porden
  5. porden
  6. porden
v.t.t.
  1. heb gepord
  2. hebt gepord
  3. heeft gepord
  4. hebben gepord
  5. hebben gepord
  6. hebben gepord
v.v.t.
  1. had gepord
  2. had gepord
  3. had gepord
  4. hadden gepord
  5. hadden gepord
  6. hadden gepord
o.t.t.t.
  1. zal porren
  2. zult porren
  3. zal porren
  4. zullen porren
  5. zullen porren
  6. zullen porren
o.v.t.t.
  1. zou porren
  2. zou porren
  3. zou porren
  4. zouden porren
  5. zouden porren
  6. zouden porren
en verder
  1. ben gepord
  2. bent gepord
  3. is gepord
  4. zijn gepord
  5. zijn gepord
  6. zijn gepord
diversen
  1. por!
  2. port!
  3. gepord
  4. porrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

porren [het ~] nom

  1. het porren (aanstoten)
    la bourrade

Translation Matrix for porren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bourrade aanstoten; porren opdoffer
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbRelated TranslationsOther Translations
activer aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
animer aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opleven; oppeppen; opwekken; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
attiser aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
donner un bourrade à een por geven; porren; stoten
donner un coup de coude à een por geven; porren; stoten
exciter aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen
exhorter aanjagen; aansporen; opjutten; porren
inciter aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inciter à aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aandoen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; oppoken; opstoken; poken; provoceren; stimuleren; stoken; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
presser aanjagen; aansporen; opjutten; porren aandringen; aandrukken; aanhouden; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; oppersen; overhaasten; persen; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
tisonner aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; bemoedigen; doen opvlammen; oppoken; opporren; opstoken; poken; stimuleren; stoken; toemoedigen
éperonner aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bonken; hameren; iemand motiveren; instigeren; prikkelen; provoceren; rammen; slaan; stimuleren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
activer inschakelen

Related Words for "porren":


Wiktionary Translations for porren:


Cross Translation:
FromToVia
porren tripoter finger — to poke
porren piquer poke — to jab with a pointed object such as a finger or a stick
porren pousser; tâter prod — poke
porren pousser; légèrement; donner une légère bourrade stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren