Summary


Dutch

Detailed Translations for wederopbouwen from Dutch to French

wederopbouwen:

wederopbouwen verbe (bouw weder op, bouwt weder op, bouwde weder op, bouwden weder op, weder opgebouwd)

  1. wederopbouwen
    reconstituer; renouveler; rénover; restaurer; remettre en état
    • reconstituer verbe (reconstitue, reconstitues, reconstituons, reconstituez, )
    • renouveler verbe (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • rénover verbe (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, )
    • restaurer verbe (restaure, restaures, restaurons, restaurez, )

Conjugations for wederopbouwen:

o.t.t.
  1. bouw weder op
  2. bouwt weder op
  3. bouwt weder op
  4. bouwen weder op
  5. bouwen weder op
  6. bouwen weder op
o.v.t.
  1. bouwde weder op
  2. bouwde weder op
  3. bouwde weder op
  4. bouwden weder op
  5. bouwden weder op
  6. bouwden weder op
v.t.t.
  1. heb weder opgebouwd
  2. hebt weder opgebouwd
  3. heeft weder opgebouwd
  4. hebben weder opgebouwd
  5. hebben weder opgebouwd
  6. hebben weder opgebouwd
v.v.t.
  1. had weder opgebouwd
  2. had weder opgebouwd
  3. had weder opgebouwd
  4. hadden weder opgebouwd
  5. hadden weder opgebouwd
  6. hadden weder opgebouwd
o.t.t.t.
  1. zal wederopbouwen
  2. zult wederopbouwen
  3. zal wederopbouwen
  4. zullen wederopbouwen
  5. zullen wederopbouwen
  6. zullen wederopbouwen
o.v.t.t.
  1. zou wederopbouwen
  2. zou wederopbouwen
  3. zou wederopbouwen
  4. zouden wederopbouwen
  5. zouden wederopbouwen
  6. zouden wederopbouwen
diversen
  1. bouw weder op!
  2. bouwt weder op!
  3. weder opgebouwd
  4. wederopbouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wederopbouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
reconstituer wederopbouwen fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren; restaureren
remettre en état wederopbouwen fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; innoveren; maken; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; vernieuwen
renouveler wederopbouwen aflossen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; hervatten; herzien; in goede staat brengen; maken; nieuw leven inblazen; opfrissen; opknappen; opnieuw beginnen; rechtzetten; remplaceren; renoveren; repareren; verbeteren; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen
restaurer wederopbouwen fiksen; goedmaken; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; maken; opknappen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; terugdraaien; terugkeren; terugzetten
rénover wederopbouwen aflossen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herzien; in goede staat brengen; innoveren; maken; nieuw leven inblazen; opknappen; rechtzetten; remplaceren; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vernieuwen; vertimmeren; vervangen; verwisselen