Dutch

Detailed Synonyms for hoon in Dutch

hoon:

hoon [de ~ (m)] nom

  1. de hoon
    de bespotting; de spot; het sarcasme; de spotternij; de smaad; gespot; de ironie; de aanfluiting; de hoon
  2. de hoon
    de ironie; de bespotting; het sarcasme; de spot; gespot; de hoon; de spotternij
  3. de hoon
    het hoongelach; de hoon

Related Words for "hoon":


hoon form of honen:

honen verbe (hoon, hoont, hoonde, hoonden, gehoond)

  1. honen
    beschimpen; honen; verguizen
    • beschimpen verbe (beschimp, beschimpt, beschimpte, beschimpten, beschimpt)
    • honen verbe (hoon, hoont, hoonde, hoonden, gehoond)
    • verguizen verbe (verguis, verguist, verguisde, verguisden, verguisd)

Conjugations for honen:

o.t.t.
  1. hoon
  2. hoont
  3. hoont
  4. honen
  5. honen
  6. honen
o.v.t.
  1. hoonde
  2. hoonde
  3. hoonde
  4. hoonden
  5. hoonden
  6. hoonden
v.t.t.
  1. heb gehoond
  2. hebt gehoond
  3. heeft gehoond
  4. hebben gehoond
  5. hebben gehoond
  6. hebben gehoond
v.v.t.
  1. had gehoond
  2. had gehoond
  3. had gehoond
  4. hadden gehoond
  5. hadden gehoond
  6. hadden gehoond
o.t.t.t.
  1. zal honen
  2. zult honen
  3. zal honen
  4. zullen honen
  5. zullen honen
  6. zullen honen
o.v.t.t.
  1. zou honen
  2. zou honen
  3. zou honen
  4. zouden honen
  5. zouden honen
  6. zouden honen
diversen
  1. hoon!
  2. hoont!
  3. gehoond
  4. honend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "honen":