Dutch

Detailed Synonyms for tinten in Dutch

tinten:

tinten [de ~] nom, pluriel

  1. de tinten
    de tinten; kleurtjes

tinten verbe (tint, tintte, tintten, getint)

  1. tinten
    kleuren; tinten
    • kleuren verbe (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)
    • tinten verbe (tint, tintte, tintten, getint)

Conjugations for tinten:

o.t.t.
  1. tint
  2. tint
  3. tint
  4. tinten
  5. tinten
  6. tinten
o.v.t.
  1. tintte
  2. tintte
  3. tintte
  4. tintten
  5. tintten
  6. tintten
v.t.t.
  1. heb getint
  2. hebt getint
  3. heeft getint
  4. hebben getint
  5. hebben getint
  6. hebben getint
v.v.t.
  1. had getint
  2. had getint
  3. had getint
  4. hadden getint
  5. hadden getint
  6. hadden getint
o.t.t.t.
  1. zal tinten
  2. zult tinten
  3. zal tinten
  4. zullen tinten
  5. zullen tinten
  6. zullen tinten
o.v.t.t.
  1. zou tinten
  2. zou tinten
  3. zou tinten
  4. zouden tinten
  5. zouden tinten
  6. zouden tinten
en verder
  1. ben getint
  2. bent getint
  3. is getint
  4. zijn getint
  5. zijn getint
  6. zijn getint
diversen
  1. tint!
  2. tintt!
  3. getint
  4. tintend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "tinten":


tint:

tint [de ~] nom

  1. de tint
    de nuance; de kleurschakering; de kleurnuance; de tint
  2. de tint
    de kleur; de toon; de tint; het kleurtje
  3. de tint
    de tint

Related Words for "tint":