Dutch

Detailed Synonyms for voortrekken in Dutch

voortrekken:

voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)

  1. voortrekken
    voortrekken; iemand begunstigen; voorschuiven
  2. voortrekken
    voortrekken; bevoordelen; begunstigen; voorschuiven
    • voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)
    • bevoordelen verbe (bevoordeel, bevoordeelt, bevoordeelde, bevoordeelden, bevoordeeld)
    • begunstigen verbe (begunstig, begunstigt, begunstigde, begunstigden, begunstigd)
    • voorschuiven verbe
  3. voortrekken
    – iemand meer geven dan de anderen 1
    bevoordelen; voortrekken; matsen
    – iemand meer geven dan de anderen 1
    • bevoordelen verbe (bevoordeel, bevoordeelt, bevoordeelde, bevoordeelden, bevoordeeld)
      • hij bevoordeelt deze leerling1
    • voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)
      • mijn moeder heeft ons zusje altijd voorgetrokken1
    • matsen verbe (mats, matst, matste, matsten, gematst)
      • ik heb dat arme joch een beetje gematst1

Conjugations for voortrekken:

o.t.t.
  1. trek voor
  2. trekt voor
  3. trekt voor
  4. trekken voor
  5. trekken voor
  6. trekken voor
o.v.t.
  1. trok voor
  2. trok voor
  3. trok voor
  4. trokken voor
  5. trokken voor
  6. trokken voor
v.t.t.
  1. heb voorgetrokken
  2. hebt voorgetrokken
  3. heeft voorgetrokken
  4. hebben voorgetrokken
  5. hebben voorgetrokken
  6. hebben voorgetrokken
v.v.t.
  1. had voorgetrokken
  2. had voorgetrokken
  3. had voorgetrokken
  4. hadden voorgetrokken
  5. hadden voorgetrokken
  6. hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal voortrekken
  2. zult voortrekken
  3. zal voortrekken
  4. zullen voortrekken
  5. zullen voortrekken
  6. zullen voortrekken
o.v.t.t.
  1. zou voortrekken
  2. zou voortrekken
  3. zou voortrekken
  4. zouden voortrekken
  5. zouden voortrekken
  6. zouden voortrekken
diversen
  1. trek voor!
  2. trekt voor!
  3. voorgetrokken
  4. voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "voortrekken":


Related Definitions for "voortrekken":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • mijn moeder heeft ons zusje altijd voorgetrokken1