Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. overwaaien:


Dutch

Detailed Translations for overwaaien from Dutch to Swedish

overwaaien:

overwaaien verbe

  1. overwaaien (voorbijtrekken)
    lägga sig; gå förbi; blåsa över
    • lägga sig verbe (lägger sig, lade sig, lagt sig)
    • gå förbi verbe (går förbi, gick förbi, gått förbi)
    • blåsa över verbe (blåser över, blåste över, blåst över)

Translation Matrix for overwaaien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blåsa över overwaaien; voorbijtrekken omverblazen
gå förbi overwaaien; voorbijtrekken aflopen; doorvaren; inhalen; passeren; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijlopen; voorbijrijden
lägga sig overwaaien; voorbijtrekken