Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tegemoetkomen:


Dutch

Detailed Translations for tegemoetkomen from Dutch to Swedish

tegemoetkomen:

tegemoetkomen verbe (kom tegemoet, komt tegemoet, kwam tegemoet, kwamen tegemoet, tegemoet gekomen)

  1. tegemoetkomen (naderen; toenaderen)
    närma sig; avancera
    • närma sig verbe (närmar sig, närmade sig, närmat sig)
    • avancera verbe (avancerar, avancerade, avancerat)
  2. tegemoetkomen (concessies doen; welwillendheid tonen)
    gå till mötes; ge efter för
    • gå till mötes verbe (går till mötes, gick till mötes, gått till mötes)
    • ge efter för verbe (ger efter för, gav efter för, givit efter för)

Conjugations for tegemoetkomen:

o.t.t.
  1. kom tegemoet
  2. komt tegemoet
  3. komt tegemoet
  4. komen tegemoet
  5. komen tegemoet
  6. komen tegemoet
o.v.t.
  1. kwam tegemoet
  2. kwam tegemoet
  3. kwam tegemoet
  4. kwamen tegemoet
  5. kwamen tegemoet
  6. kwamen tegemoet
v.t.t.
  1. ben tegemoet gekomen
  2. bent tegemoet gekomen
  3. is tegemoet gekomen
  4. zijn tegemoet gekomen
  5. zijn tegemoet gekomen
  6. zijn tegemoet gekomen
v.v.t.
  1. was tegemoet gekomen
  2. was tegemoet gekomen
  3. was tegemoet gekomen
  4. waren tegemoet gekomen
  5. waren tegemoet gekomen
  6. waren tegemoet gekomen
o.t.t.t.
  1. zal tegemoetkomen
  2. zult tegemoetkomen
  3. zal tegemoetkomen
  4. zullen tegemoetkomen
  5. zullen tegemoetkomen
  6. zullen tegemoetkomen
o.v.t.t.
  1. zou tegemoetkomen
  2. zou tegemoetkomen
  3. zou tegemoetkomen
  4. zouden tegemoetkomen
  5. zouden tegemoetkomen
  6. zouden tegemoetkomen
diversen
  1. kom tegemoet!
  2. komt tegemoet!
  3. tegemoet gekomen
  4. tegemoet komend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tegemoetkomen [znw.] nom

  1. tegemoetkomen (naderen)

Translation Matrix for tegemoetkomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
närande naderen; tegemoetkomen koesteren; koestering
VerbRelated TranslationsOther Translations
avancera naderen; tegemoetkomen; toenaderen avanceren; bevorderd worden; helpen; hogerop komen; promoten; voorschieten; voorwaarts gaan; zich opwerken
ge efter för concessies doen; tegemoetkomen; welwillendheid tonen aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen; zwichten
gå till mötes concessies doen; tegemoetkomen; welwillendheid tonen iemand tegemoet gaan; iemand tegemoet lopen
närma sig naderen; tegemoetkomen; toenaderen benaderen; toenaderen; voorschieten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
närande voedend; voedzaam