Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. haven:
  2. have:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for haven from Dutch to English

haven:

haven [de ~] nom, pluriel

  1. de haven (toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; )
    the refuge

Translation Matrix for haven:

NounRelated TranslationsOther Translations
refuge asiel; haven; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats asiel; hospitium; opvangcentrum; rustpunt; schuilhoek; schuilhol; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtshaven; toevluchtsoord; verkeersheuvel; vluchtheuvel; vrijplaats; wijkplaats
VerbRelated TranslationsOther Translations
refuge schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen

Related Words for "haven":

  • havenen, havens, haventje, haventjes, have

Wiktionary Translations for haven:

haven
noun
  1. natuurlijke of aangelegde aanlegplaats voor schepen.
haven
noun
  1. harbour
  2. for ships
  3. dock or harbour

Cross Translation:
FromToVia
haven port; harbour Hafen — Ort zum natürlichen oder künstlich geschützten Anlegen von Schiffen (sowie übertragen auf andere Fahrzeuge), mit Anlagen zum Löschen, Laden, Reinigen und Ausbessern, an offener See oder an Flussläufen
haven port; harbour; harbor; haven port — Port pour bateaux

have:

have [de ~] nom

  1. de have (eigendom; bezittingen; goederen; bezit)
    the possession; the property; the ownership; the assets; the commodities

Translation Matrix for have:

NounRelated TranslationsOther Translations
assets bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; tegoed
commodities bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
ownership bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have aanspraak; eigendom; eigendom van goederen; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
possession bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have bezitting
property bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; eigenschap; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma; tegoed

Related Words for "have":


Wiktionary Translations for have:

have
noun
  1. tangible, movable property

Related Translations for haven