Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ineenslaan:


Dutch

Detailed Translations for ineenslaan from Dutch to English

ineenslaan:

ineenslaan verbe (sla ineen, slaat ineen, sloeg ineen, sloegen ineen, ineengeslagen)

  1. ineenslaan (tegen elkaar slaan)
    to strike together; to knock together
    • strike together verbe (strikes together, struck together, striking together)
    • knock together verbe (knocks together, knocked together, knocking together)

Conjugations for ineenslaan:

o.t.t.
  1. sla ineen
  2. slaat ineen
  3. slaat ineen
  4. slaan ineen
  5. slaan ineen
  6. slaan ineen
o.v.t.
  1. sloeg ineen
  2. sloeg ineen
  3. sloeg ineen
  4. sloegen ineen
  5. sloegen ineen
  6. sloegen ineen
v.t.t.
  1. ben ineengeslagen
  2. bent ineengeslagen
  3. is ineengeslagen
  4. zijn ineengeslagen
  5. zijn ineengeslagen
  6. zijn ineengeslagen
v.v.t.
  1. was ineengeslagen
  2. was ineengeslagen
  3. was ineengeslagen
  4. waren ineengeslagen
  5. waren ineengeslagen
  6. waren ineengeslagen
o.t.t.t.
  1. zal ineenslaan
  2. zult ineenslaan
  3. zal ineenslaan
  4. zullen ineenslaan
  5. zullen ineenslaan
  6. zullen ineenslaan
o.v.t.t.
  1. zou ineenslaan
  2. zou ineenslaan
  3. zou ineenslaan
  4. zouden ineenslaan
  5. zouden ineenslaan
  6. zouden ineenslaan
en verder
  1. heb ineengeslagen
  2. hebt ineengeslagen
  3. heeft ineengeslagen
  4. hebben ineengeslagen
  5. hebben ineengeslagen
  6. hebben ineengeslagen
diversen
  1. sla ineen!
  2. slaat ineen!
  3. ineengeslagen
  4. ineenslagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ineenslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
knock together ineenslaan; tegen elkaar slaan
strike together ineenslaan; tegen elkaar slaan