Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opperst:
  2. oppersen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opperst from Dutch to English

opperst:

opperst adj

  1. opperst (allerhoogst; hoogst)
  2. opperst (bovenst)

Translation Matrix for opperst:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
supreme allerhoogst; hoogst; opperst
topmost bovenst; opperst bovenste; opperste
ModifierRelated TranslationsOther Translations
upper most bovenst; opperst

Wiktionary Translations for opperst:

opperst
adjective
  1. dominant

opperst form of oppersen:

oppersen verbe (pers op, perst op, perste op, persten op, opgeperst)

  1. oppersen
    to press
    • press verbe (presses, pressed, pressing)

Conjugations for oppersen:

o.t.t.
  1. pers op
  2. perst op
  3. perst op
  4. persen op
  5. persen op
  6. persen op
o.v.t.
  1. perste op
  2. perste op
  3. perste op
  4. persten op
  5. persten op
  6. persten op
v.t.t.
  1. heb opgeperst
  2. hebt opgeperst
  3. heeft opgeperst
  4. hebben opgeperst
  5. hebben opgeperst
  6. hebben opgeperst
v.v.t.
  1. had opgeperst
  2. had opgeperst
  3. had opgeperst
  4. hadden opgeperst
  5. hadden opgeperst
  6. hadden opgeperst
o.t.t.t.
  1. zal oppersen
  2. zult oppersen
  3. zal oppersen
  4. zullen oppersen
  5. zullen oppersen
  6. zullen oppersen
o.v.t.t.
  1. zou oppersen
  2. zou oppersen
  3. zou oppersen
  4. zouden oppersen
  5. zouden oppersen
  6. zouden oppersen
en verder
  1. is opgeperst
  2. zijn opgeperst
diversen
  1. pers op!
  2. perst op!
  3. opgeperst
  4. oppersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oppersen:

NounRelated TranslationsOther Translations
press drukpers; pers; uitgeverijen
VerbRelated TranslationsOther Translations
press oppersen aandringen; aandrukken; aanhouden; indrukken; induwen; knellen; op iets aandringen; prenten; strak zitten; vastdrukken