Dutch

Detailed Synonyms for behoud in Dutch

behoud:

behoud [het ~] nom

  1. het behoud
    de handhaving; het behoud
  2. het behoud
    de conservatie; de instandhouding; het behoud; de handhaving

behoud form of behouden:

behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)

  1. behouden
    behouden; bewaren; conserveren
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • bewaren verbe (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • conserveren verbe (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)
  2. behouden
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen verbe (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen verbe (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden verbe (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  3. behouden
    in stand houden; onderhouden; behouden
    • in stand houden verbe (houd in stand, houdt in stand, hield in stand, hielden in stand, in stand gehouden)
    • onderhouden verbe (onderhoud, onderhoudt, onderhield, onderhielden, onderhouden)
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
  4. behouden
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren verbe (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen verbe (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden verbe (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden verbe (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  5. behouden
    behouden
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
  6. behouden
    – zorgen dat het blijft 1
    houden; behouden; bewaren
    – zorgen dat het blijft 1
    • houden verbe (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
      • je mag die foto houden1
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
      • zijn gevoel voor humor heeft hij behouden1
    • bewaren verbe (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
      • bewaar jij al je liefdesbrieven?1

Conjugations for behouden:

o.t.t.
  1. behoud
  2. behoudt
  3. behoudt
  4. behouden
  5. behouden
  6. behouden
o.v.t.
  1. behield
  2. behield
  3. behield
  4. behielden
  5. behielden
  6. behielden
v.t.t.
  1. heb behouden
  2. hebt behouden
  3. heeft behouden
  4. hebben behouden
  5. hebben behouden
  6. hebben behouden
v.v.t.
  1. had behouden
  2. had behouden
  3. had behouden
  4. hadden behouden
  5. hadden behouden
  6. hadden behouden
o.t.t.t.
  1. zal behouden
  2. zult behouden
  3. zal behouden
  4. zullen behouden
  5. zullen behouden
  6. zullen behouden
o.v.t.t.
  1. zou behouden
  2. zou behouden
  3. zou behouden
  4. zouden behouden
  5. zouden behouden
  6. zouden behouden
diversen
  1. behoud!
  2. behoudt!
  3. behouden
  4. behoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "behouden":


Antonyms for "behouden":


Related Definitions for "behouden":

  1. zorgen dat het blijft1
    • zijn gevoel voor humor heeft hij behouden1