Dutch

Detailed Synonyms for kelder in Dutch

kelder:

kelder [de ~ (m)] nom

  1. de kelder
    de kelder; het gewelf
  2. de kelder
    – donkere, koele ruimte onder een huis 1
    de kelder
    – donkere, koele ruimte onder een huis 1
    • kelder [de ~ (m)] nom
      • de wijn bewaren we in de kelder1

Related Words for "kelder":


Related Definitions for "kelder":

  1. donkere, koele ruimte onder een huis1
    • de wijn bewaren we in de kelder1

kelderen:

kelderen verbe (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

  1. kelderen
    zakken; kelderen
    • zakken verbe (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
    • kelderen verbe (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
  2. kelderen
    kelderen; sterk in waarde dalen
  3. kelderen
    vallen; flikkeren; tuimelen; kiepen; kieperen; kelderen
    • vallen verbe (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • flikkeren verbe (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • tuimelen verbe (tuimel, tuimelt, tuimelde, tuimelden, getuimeld)
    • kiepen verbe (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • kieperen verbe (kieper, kiepert, kieperde, kieperden, gekieperd)
    • kelderen verbe (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

Conjugations for kelderen:

o.t.t.
  1. kelder
  2. keldert
  3. keldert
  4. kelderen
  5. kelderen
  6. kelderen
o.v.t.
  1. kelderde
  2. kelderde
  3. kelderde
  4. kelderden
  5. kelderden
  6. kelderden
v.t.t.
  1. ben gekelderd
  2. bent gekelderd
  3. is gekelderd
  4. zijn gekelderd
  5. zijn gekelderd
  6. zijn gekelderd
v.v.t.
  1. was gekelderd
  2. was gekelderd
  3. was gekelderd
  4. waren gekelderd
  5. waren gekelderd
  6. waren gekelderd
o.t.t.t.
  1. zal kelderen
  2. zult kelderen
  3. zal kelderen
  4. zullen kelderen
  5. zullen kelderen
  6. zullen kelderen
o.v.t.t.
  1. zou kelderen
  2. zou kelderen
  3. zou kelderen
  4. zouden kelderen
  5. zouden kelderen
  6. zouden kelderen
en verder
  1. heb gekelderd
  2. hebt gekelderd
  3. heeft gekelderd
  4. hebben gekelderd
  5. hebben gekelderd
  6. hebben gekelderd
diversen
  1. kelder!
  2. keldert!
  3. gekelderd
  4. kelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kelderen [znw.] nom

  1. kelderen

Related Words for "kelderen":


Related Synonyms for kelder