Dutch

Detailed Translations for hol from Dutch to English

hol:

hol [de ~ (m)] nom

  1. de hol (hol van een dier; leger; schuilplaats)
    the lair; the hole; the burrow; the den
  2. de hol (holle ruimte)
    the niche; the cavity; the compartment
  3. de hol (spelonk; grot)
    the cave; the burrow; the grotto; the cavern

Translation Matrix for hol:

NounRelated TranslationsOther Translations
burrow grot; hol; hol van een dier; leger; schuilplaats; spelonk nest
cave grot; hol; spelonk
cavern grot; hol; spelonk
cavity hol; holle ruimte barst; cariës; compartiment; coupé; gat; groef; holte; inkeping; kloof; kuil; muurnis; niche; nis; opening; reet; scheur; split; uitholling; uitsparing
compartment hol; holle ruimte compartiment; coupé; vak; vakje; vriesvak
den hol; hol van een dier; leger; schuilplaats hok; hut; hutje; krot; krotwoning
grotto grot; hol; spelonk
hole hol; hol van een dier; leger; schuilplaats aars; anus; barst; gaatje; gat; groef; inkeping; kloof; kuil; lek; lekken; nest; opening; reet; scheur; split; uitholling; uitsparing; waterlek
hollow del; duinpan; duinvallei; holte; inzinken; kuil; muurnis; nis; uitholling; wegzinken
lair hol; hol van een dier; leger; schuilplaats ligbed; sponde
niche hol; holle ruimte compartiment; coupé; holte; muurnis; niche; nis; uitholling
VerbRelated TranslationsOther Translations
burrow doorwroeten; rondwroeten; snuffelen; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
empty afscheiden; afvoeren; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; lozen; opdrinken; opruimen; plunderen; reinigen; ruimen; schoonmaken; spuien; uitdrinken; uitgieten; uithalen; uitknijpen; uitmesten; uitnemen; uitpersen; uitruimen; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen
idle lanterfanten; leeglopen; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; vrijlopen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
empty hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend eindig; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; onbezet; ongevuld; vergankelijk; voorbijgaand; zonder inhoud
hollow hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend broodmager; ingevallen; uitgemergeld; uitgeteerd
idle hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend apathisch; doelloos; ijdel; inactief; leeg; lethargisch; loos; lui; niet-actief; niets doend; ongevuld; traag; werkschuw
meaningless hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; nutteloos; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend; zinledig; zinloos; zonder nut

Related Words for "hol":


Antonyms for "hol":


Related Definitions for "hol":

  1. ruimte van dier onder de grond1
    • konijnen leven in een hol1
  2. wat een lege ruimte in zich heeft1
    • de oude boom was hol1

Wiktionary Translations for hol:

hol
noun
  1. informal: very untidy house or room
  2. home of certain animals
  3. large cave
  4. large, naturally occurring cavity formed underground
  5. A tunnel or hole
adjective
  1. having an empty space inside
  2. curved inward

Cross Translation:
FromToVia
hol cave; cavern HöhleGeologie: durch natürliche Prozesse entstandene, für Menschen zugänglicher hohler Raum in der Erdkruste, der relativ nah an der Oberfläche ist und teilweise oder ganz von Gestein umgeben ist
hol cave; cavity; crook; hole; hollow; pit; crotch creuxcavité, concavité, trou.
hol burrow terriertrou qu’un animal creuser dans le sol pour s’abriter.
hol empty; vacant; needy; miserable; destitude; impoverished; penniless; void; bare; hollow vide — Qui ne contenir rien ; qui est totalement dépourvoir de.

hol form of hollen:

hollen verbe (hol, holt, holde, holden, gehold)

  1. hollen (hard rennen; pezen; sprinten; draven)
    to sprint; to scamper; to run; to rush; to race
    • sprint verbe (sprints, sprinted, sprinting)
    • scamper verbe (scampers, scampered, scampering)
    • run verbe (runs, ran, running)
    • rush verbe (rushs, rushed, rushing)
    • race verbe (races, raced, racing)
  2. hollen (rennen; racen)
    to run; to scamper; to race
    • run verbe (runs, ran, running)
    • scamper verbe (scampers, scampered, scampering)
    • race verbe (races, raced, racing)

Conjugations for hollen:

o.t.t.
  1. hol
  2. holt
  3. holt
  4. hollen
  5. hollen
  6. hollen
o.v.t.
  1. holde
  2. holde
  3. holde
  4. holden
  5. holden
  6. holden
v.t.t.
  1. heb gehold
  2. hebt gehold
  3. heeft gehold
  4. hebben gehold
  5. hebben gehold
  6. hebben gehold
v.v.t.
  1. had gehold
  2. had gehold
  3. had gehold
  4. hadden gehold
  5. hadden gehold
  6. hadden gehold
o.t.t.t.
  1. zal hollen
  2. zult hollen
  3. zal hollen
  4. zullen hollen
  5. zullen hollen
  6. zullen hollen
o.v.t.t.
  1. zou hollen
  2. zou hollen
  3. zou hollen
  4. zouden hollen
  5. zouden hollen
  6. zouden hollen
en verder
  1. ben gehold
  2. bent gehold
  3. is gehold
  4. zijn gehold
  5. zijn gehold
  6. zijn gehold
diversen
  1. hol!
  2. holt!
  3. gehold
  4. hollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hollen [znw.] nom

  1. hollen (hardlopen; rennen; zich snel voortbewegen; snellen)
    the running; the racing

Translation Matrix for hollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
race hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; stam; volksstam; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
racing hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
running hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geloop; geren; lopen; rennen
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
scamper draf; galop; gang van een paard; snelle gang
sprint ren over korte afstand; sprint; spurt
VerbRelated TranslationsOther Translations
race draven; hard rennen; hollen; pezen; racen; rennen; sprinten hardlopen; hardrijden; motorracen; racen; rennen; sjezen; snel gaan
run draven; hard rennen; hollen; pezen; racen; rennen; sprinten administreren; beheren; besturen; gaan; gulpen; gutsen; hardlopen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; rennen; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
rush draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
scamper draven; hard rennen; hollen; pezen; racen; rennen; sprinten
sprint draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten hardlopen; rennen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
running doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; lopend; snellopend
rush rieten

Related Words for "hollen":


Wiktionary Translations for hollen:

hollen
verb
  1. (ergatief) zeer snel lopen (gericht)
    • hollenrun
hollen
verb
  1. to run away with quick light steps

Cross Translation:
FromToVia
hollen run laufenvon Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen
hollen race; run; sprint rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen
hollen run courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Related Translations for hol