Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overwonnen:
  2. overwinnen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overwonnen from Dutch to English

overwonnen:

overwonnen adj

  1. overwonnen (verslagen)

Translation Matrix for overwonnen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
beaten overwonnen; verslagen geslagen
defeated overwonnen; verslagen

Related Words for "overwonnen":

  • overwonnene

overwinnen:

overwinnen verbe (overwin, overwint, overwon, overwonnen, overwonnen)

  1. overwinnen (winnen; te boven komen; verslaan)
    to conquer; to win; to overcome; to master; to win over
    • conquer verbe (conquers, conquered, conquering)
    • win verbe (wins, won, winning)
    • overcome verbe (overcomes, overcame, overcoming)
    • master verbe (masters, mastered, mastering)
    • win over verbe (wins over, won over, winning over)

Conjugations for overwinnen:

o.t.t.
  1. overwin
  2. overwint
  3. overwint
  4. overwinnen
  5. overwinnen
  6. overwinnen
o.v.t.
  1. overwon
  2. overwon
  3. overwon
  4. overwonnen
  5. overwonnen
  6. overwonnen
v.t.t.
  1. heb overwonnen
  2. hebt overwonnen
  3. heeft overwonnen
  4. hebben overwonnen
  5. hebben overwonnen
  6. hebben overwonnen
v.v.t.
  1. had overwonnen
  2. had overwonnen
  3. had overwonnen
  4. hadden overwonnen
  5. hadden overwonnen
  6. hadden overwonnen
o.t.t.t.
  1. zal overwinnen
  2. zult overwinnen
  3. zal overwinnen
  4. zullen overwinnen
  5. zullen overwinnen
  6. zullen overwinnen
o.v.t.t.
  1. zou overwinnen
  2. zou overwinnen
  3. zou overwinnen
  4. zouden overwinnen
  5. zouden overwinnen
  6. zouden overwinnen
en verder
  1. ben overwonnen
  2. bent overwonnen
  3. is overwonnen
  4. zijn overwonnen
  5. zijn overwonnen
  6. zijn overwonnen
diversen
  1. overwin!
  2. overwint!
  3. overwonnen
  4. overwinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overwinnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
master baas; commandant; deken van een gilde; docent; gezagvoerder; gildenmeester; heer; heerser; instructeur; kampioen; kapitein; landsheer; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; machthebber; maestro; magister; meerdere; meester; model; onderwijzer; patroon; pedant; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; schoolmeester; soeverein; superieur
VerbRelated TranslationsOther Translations
conquer overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen veroveren
master overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen aanwennen; eigenmaken; gewend raken; leren
overcome overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen onderkrijgen; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
win overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen behalen; lukken; verkrijgen; winnen
win over overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
overcome bevangen

Wiktionary Translations for overwinnen:

overwinnen
verb
  1. to overcome in battle or contest
  2. to beat
  3. to win against
  4. surmount, get the better of
  5. to get over; to overcome
  6. transitive: achieve victory in
  7. intransitive: achieve by winning

Cross Translation:
FromToVia
overwinnen defeat; win over; beat; overcome; overthrow; surmount; vanquish; go beyond; cross; exceed; surpass; excel; outclass; outscore; outshine surmontermonter au-dessus.
overwinnen defeat; win over; beat; overcome; overthrow; surmount; vanquish vaincreremporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre.

Related Translations for overwonnen